Synthetische edelstenen, is dat ‘not done’?

Het is een beetje als vloeken in de kerk, het gebruikmaken van synthetische stenen in sieraden die gemaakt worden door een goud- of edelsmid. De ongeschreven regel is dat je altijd natuurlijke edelstenen gebruikt en geen syntheses, imitaties of andere neppers. Hoe zie ik dat?

Eerst even een kort-door-de-bocht lesje over wat is wat.

Edelstenen worden gevonden in de natuur. Diamant, robijn, saffier, smaragd, amethist zijn bij de meeste mensen wel bekend. Ze worden onder andere uit mijnen gehaald. Deze stenen zijn de ‘natuurlijke edelstenen’. Gemaakt door moeder natuur zeg maar.

Maar al sinds jaar en dag is de mens in staat om dergelijke stenen na te maken in een laboratorium. De eigenschappen en kristalstructuur van de edelsteen, is dan gelijk aan die uit de natuur. Dit zijn de ‘synthetische stenen’. In het algemeen zijn synthetische stenen niet zomaar van de natuurlijke te onderscheiden. Daar is tegenwoordig vaak gespecialiseerde apparatuur voor nodig.

Naast de synthetische variant zijn er nog de simulanten en de andere neppers. Met die laatste bedoel ik de stenen/kralen van plastic, die door moeten gaan voor bijvoorbeeld parels. Een simulant is een mensgemaakte steen die lijkt op de natuurlijke steen, maar een geheel andere samenstelling en structuur heeft. Het bekendste voorbeeld zijn de diamantsimulanten: Swarovski-stenen, zirkonia, strass en (kristal)glas. Wie kent dat niet. De bling-bling van deze tijd. Met een klein beetje training zijn de simulanten wel te onderscheiden van de natuurlijke en de synthetische edelstenen.

In alle gevallen hoort een verkoper altijd te vermelden om wat voor steen het gaat. Maar ja, er hoort zoveel. En dus vind je de echte beschrijving vaak pas in de heel kleine lettertjes, of staat het er zelfs helemaal niet bij. En dat is precies het probleem.

De synthetische stenen en zeker de simulanten en de neppers zijn (veel) goedkoper dan de natuurlijke stenen. Daarom wordt het interessant voor de malafide handelaar om namaak te verkopen. En de argeloze koper kan dat vaak niet zien als het om synthetische stenen gaat. Ik vermoed dat dit ten grondslag ligt aan de ongeschreven regel bij edel- en goudsmeden. Als je altijd natuurlijke stenen gebruikt, heb je geen probleem. Maar…. Ik vraag me dan meteen af hoe men dan zeker is dat het om natuurlijke stenen gaat. Is er altijd voldoende kennis aanwezig om zelf te controleren of gaat men af op de mooie blauwe ogen van de leverancier? Ik laat het beantwoorden aan elke juwelenmaker zelf over.

Wat vind ik en hoe ga ik hiermee om

Ik heb een theorie- en praktijkcursus edelsteenkunde gedaan. Een uitgebreidere kennismaking met edelstenen van allerlei afkomst. Voor mij voldoende om in elk geval het ‘echte’ nep van de natuurlijke/synthetische stenen te onderkennen en een zirkonia (cz-tje zeg ik zelf, de afkorting van cubic zirkonia) haal ik er ook uit. Met een beetje onderzoek, dat dan wel.

Ik heb bovendien het geluk dat ik een partner heb die veel diepgaander bezig is met edelsteenkunde. Nog een klein jaartje en hij is afgestudeerd. Ik kan daarmee alle edelstenen die ik op een of andere manier aanschaf laten testen. In het overgrote deel van de gevallen krijg ik dan precies het hoe, wat, waar van de steen te horen. Alleen bij de heel speciale namaak, kan het zijn dat mijn huisgemmoloog geen uitsluitsel kan geven. Dan zou ik nog naar het Nederlands Edelstenen Laboratorium kunnen gaan. Je mag van me aannemen dat ik dat alleen doe als ik mogelijk een extreem kostbare steen in handen heb.

Maar hoe denk ik nou over natuurlijk, synthetisch en simulanten? Kort antwoord: ze hebben allemaal hun eigen charme!

Een grote peervormige zirkonia in een zilveren ring heb ik geen enkele moeite mee. De kleintjes heb ik gebruikt tijdens mijn opleiding en gebruik ik nog om eerst te oefenen. Het voelt best lullig als je een duurder steentje beschadigd tijdens het zetten. Ja, dat weet ik inmiddels uit ervaring.

Heeft het mijn voorkeur om met zirkonia te werken? Nee, dat niet. Ik vind de natuurlijke stenen veel mooier. De enorme variëteit in kleurstenen is fascinerend. De simulanten van (lood)glas of zelfs plastic kunnen mij niet meer erg boeien.

Hoe meer kennis ik heb gekregen, hoe meer ik de neppers niet mooi meer vind. De eerste maal dat ik naar een edelstenen- en mineralenbeurs ben geweest, vond ik opaliet een prachtige steen met al die kleurtjes in zich. Nu ik weet dat opaliet door mensen gemaakt glas is, vind ik het nog steeds een mooie uitstraling hebben, maar is de charme er verder wel af. Ik zal de steen niet snel zelf in een collectiesieraad gebruiken.

Ik heb dus steeds meer een voorkeur gekregen voor de natuurlijke edelstenen. Gewoon omdat ze mooier, warmer, intenser, kleurrijker zijn. Maar dat is dan met de synthetische varianten toch ook zo, zul je nu misschien denken. Want die zijn toch identiek? Ja, dat is zo. Bijna dan. Er zit wel verschil tussen natuurlijk en synthetisch. Dat ligt voornamelijk bij de insluitsels in stenen. Insluitsels geven leven aan een steen, vind ik. Toch betekent dat niet dat ik geen synthetische stenen wil gebruiken. Sterker nog, ik gebruik syntheses. Zo heb ik prachtige, donkerblauwe synthetische spinellen die ik gebruik in mijn nautische collectie. Als ik dat met natuurlijke spinellen zou willen doen, ben ik waarschijnlijk jaren aan het zoeken naar deze kleur in deze afmetingen en bovendien zijn ze dan onbetaalbaar.

Kortom: ik werk met natuurlijke en met synthetische edelstenen. Ik vermeld dit er altijd bij. En niet pas in de kleine lettertjes. Ik vermeld ook als het om een hergebruikte steen gaat. Ik wil graag materialen hergebruiken en daar horen ook edelstenen bij. In de beschrijving van het sieraad is dat terug te vinden.

En dan heb ik het nog niet gehad over alle behandelingen die een natuurlijke steen kan hebben ondergaan om een beter uiterlijk te krijgen, en daarmee dus duurder wordt gemaakt. Vertrouw mij maar op mijn groene ogen dat ik in voorkomende gevallen ook dat vermeld…

 

Dit bericht is gepost in Blog. Bookmark de link.